De centrale rol van Descartes
Descartes - Aristoteles
Descartes (1596-1650) rekent af (Discours de la Methode) met het denken en de filosofie van de middeleeuwen: de scholastiek. Deze werd bepaald door zowel denkers uit de Klassieke oudheid – met name Aristoteles (384 v.Chr. – 322 v.Chr.) - als door het Christelijk geloof. De metafysica werd opgesplitst in twee disciplines: de leer van het zijnde als zijnde heet dan ontologie (of algemene metafysica), terwijl aan de leer of het Goddelijke de naam metafysica voorbehouden blijft.
Kant – Descartes - Hume
De rol van Descartes is nog niet uitgespeeld wanneer Kant (1724-1804) in zijn zoektocht waar onze kennis vandaan komt geconfronteerd wordt met het empirisme van de Schot David Hume (1711-1776), maar ook met het rationalisme van Descartes. Want Kant meende terecht dat het nogal duidelijk was dat een wetenschapper zowel iemand was die keek (de vallende appel) als iemand die rekende (de wetten van Newton). Newton (1642-1727) was zijn grote voorbeeld en het model van een denken dat het rationalisme en empirisme bij elkaar bracht: 'waarnemingen zonder begrippen zijn blind, begrippen zonder waarneming zijn leeg'. In deze prachtige zin laat Kant niet alleen de verbinding zien tussen twee stabiliteitslagen natuur en cultuur (tussen het natuurlijke systeem en het sociale regelsysteem), maar ook tussen het empirisme en rationalisme.
|